maandag 13 juni 2011

Hooglied 2,8-17






Hooglied 2,8-17

Liefdeslied der bruid 

8 Hoor – mijn geliefde! 
Zie, daar komt hij, 
springend over de bergen, 
huppelend over de heuvelen. 
9 Mijn geliefde is als een gazel 
of het jong van een hert. 
Zie, hij staat achter onze muur, 
kijkend door de vensters, spiedend door de traliën. 
10 Mijn geliefde gaat tot mij spreken:
Sta toch op, mijn liefste, 
mijn schone, en kom. 
11 Want zie, de winter is voorbij, 
de regen is over, verdwenen. 
12 De bloemen vertonen zich op het veld, 
de zangtijd is aangebroken, 
en ’t gekir van de tortel wordt gehoord in ons land. 
13 De vijgeboom laat zijn vroege vrucht zwellen, 
en de wijnstokken in bloei geven geur. 
Sta op, kom, mijn liefste, 
mijn schone, kom! 
14 Mijn duif in de rotskloof, 
in de schuilhoek van de bergwand, 
laat mij uw gedaante zien, 
laat mij uw stem horen, 
want zoet is uw stem 
en uw gedaante is bekoorlijk.

Hooglied 7:7-10

Wat ben je mooi, wat ben je bekoorlijk,
liefde en verrukking, dat ben jij.
Als een palm is je gestalte,
je borsten zijn als druiventrossen.
Ik dacht: Laat ik die palm beklimmen,
ik wil zijn bladeren grijpen.
Laten jouw borsten
als trossen van de wijnstok zijn,
je adem als de geur van appels,
je tong als zoete wijn
waarin mijn kussen baden,
mijn lippen en tanden gedompeld zijn. 


Lucas 4:18  

De Geest des Heren is op Mij, 
daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, 
om aan armen het evangelie te 
brengen; en Hij heeft Mij gezonden 
om aan gevangenen loslating te 
verkondigen en aan blinden het 
gezicht, om verbrokenen heen te 
zenden in vrijheid, om te 
verkondigen het aangename jaar 
des Heren. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten